De geschiedenis van vaccinaties

De oorsprong van vaccinatie

Vaccins worden al meer dan 200 jaar gebruikt, sinds in 1796 het allereerste vaccin werd ontwikkeld om bescherming te bieden tegen pokken, een ziekte die voor wel de helft van alle besmette personen dodelijk was en in de geschiedenis van de mensheid een zware tol heeft geëist. 

Voordat het vaccin werd ontwikkeld, gebruikten mensen een proces dat variolatie werd genoemd. Hierbij werd een kleine hoeveelheid van het virus (uit pokkenkorsten van herstellende pokkenpatiënten) ingebracht onder de huid. Variolatie werd vanuit Azië en Afrika, waar deze methode al honderden jaren werd toegepast, naar Europa gebracht, maar de procedure bracht het risico met zich mee dat de persoon de ziekte opliep waartegen zij bescherming moest bieden. De ontwikkeling van een veiliger en werkzamer vaccin betekende dat mensen beschermd konden worden tegen pokken zonder het risico te lopen de ziekte te krijgen.

Voor het pokkenvaccin werd materiaal gebruikt uit koepokken – een veel minder gevaarlijke ziekte die verwant is aan pokken – om mensen tegen de ziekte te beschermen zonder dat zij het risico liepen de pokken te krijgen. Het pokkenvaccin was een levend verzwakt vaccin, waarbij gebruik werd gemaakt van een zwakkere versie van een ziekteverwekker/virus om mensen tegen het vaccin te immuniseren.

Pas in de twintigste eeuw leidde een wereldwijde vaccinatiecampagne in 1980 tot de uitroeiing van pokken. Dankzij grootschalige vaccinatie vormt de ziekte, die alleen al in de 20e eeuw honderden miljoenen mensen had gedood, geen gevaar meer voor de menselijke gezondheid en vinden er wereldwijd geen besmettingen meer plaats. Het laatste geval van pokken bij mensen werd ontdekt in 1978. Pokken is daarmee de eerste en enige menselijke ziekte die is uitgeroeid. 

Een eeuw van ontdekkingen

Na de ontwikkeling van het pokkenvaccin begonnen wetenschappers de mogelijkheid te onderzoeken om vaccinatie te gebruiken voor de bescherming tegen andere ziekten. In de daaropvolgende honderd jaar hebben wetenschappers methoden ontwikkeld om hondsdolheid te voorkomen na contact met het rabiësvirus door gebruik te maken van een soortgelijke methode als die voor het pokkenvaccin. Wetenschappers hebben ook met succes een bacteriestam geïdentificeerd die difterie veroorzaakt – een essentiële stap in de ontwikkeling van een vaccin tegen deze ziekte. 

Aan het eind van de 19e eeuw ontdekten wetenschappers dat bacteriën die in het laboratorium door hitte of chemische stoffen werden gedood, nog steeds een reactie van het immuunsysteem konden oproepen. Hiervan uitgaand werden in 1896 de eerste geïnactiveerde vaccins ontwikkeld om mensen te beschermen tegen infectie met tyfus- en cholerabacteriën. 

Vaccinatie in het moderne tijdperk

De Spaanse grieppandemie van 1918 heeft wereldwijd vermoedelijk wel 50 miljoen mensen het leven gekost. Tijdens de pandemie is veel onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van een vaccin tegen influenza. Door een gebrek aan kennis over de ziekte (lange tijd werd gedacht dat de ziekte door bacteriën werd veroorzaakt) zou het echter tot 1945 duren voordat een eerste vaccin tegen influenza werd goedgekeurd voor gebruik.  Voor het vaccin werd met succes gebruikgemaakt van geïnactiveerde influenzavirussen om het afweersysteem van het lichaam te leren het virus te bestrijden. Eerder ontwikkelde geïnactiveerde vaccins waren gericht op bacteriën, maar het griepvaccin was het eerste geïnactiveerde vaccin dat bescherming bood tegen een virus. Sindsdien is er elk jaar een bijgewerkt influenzavaccin geproduceerd om de samenleving te helpen beschermen tegen de ziekte. 

In de jaren twintig van de vorige eeuw ontdekten wetenschappers dat de immuunrespons van het lichaam op een veilige manier kon worden versterkt door bepaalde stoffen aan een vaccin toe te voegen. De ontdekking van deze zogenoemde adjuvantia was een doorbraak en leidde ertoe dat het eerste vaccin voor kinkhoest in 1932 werd versterkt door aluminiumzouten. Aluminiumzouten worden in sommige moderne vaccins nog steeds als adjuvantia gebruikt.

De vooruitgang die leidde tot de ontwikkeling van een succesvol griepvaccin leidde er ook toe dat wetenschappers een vaccin ontdekten voor polio, een ziekte die naar schatting meer dan twee miljoen mensen in Europa het leven heeft en bij miljoenen anderen levenslange invaliditeit heeft veroorzaakt, voordat het vaccin leidde tot de uitroeiing van deze ziekte in Europa. Dit geïnactiveerde vaccin werd voor het eerst op grote schaal toegediend in 1954 in de Verenigde Staten. Vandaag de dag is het poliovaccin een vast onderdeel van de vaccinatieschema's voor kinderen in Europa en de rest van de wereld om ervoor te zorgen dat alle kinderen tegen polio worden beschermd. Grootschalige vaccinatiecampagnes hebben er voor gezorgd dat Europa in 2002 polio-vrij werd verklaard. 

In 1963 werd een vaccin ontwikkeld tegen mazelen, een andere belangrijke oorzaak van sterfte en levenslange invaliditeit in Europa. Sindsdien is het vaccin geïntroduceerd in nationale vaccinatieschema’s in heel Europa en de rest van de wereld, waardoor het aantal gevallen van mazelen drastisch is gedaald en de impact van de ziekte aanzienlijk is verminderd. Toch doen zich nog steeds uitbraken voor, wat duidelijk maakt dat het van groot belang is om de vaccinatie-inspanningen voort te zetten. 

Dieper inzicht

Naarmate ons inzicht in onze immuunsysteem, ziekten en genetica in de tweede helft van de 20e eeuw is verruimd, hebben wetenschappers nieuwe manieren verkend om ons te helpen beschermen tegen ziekten. In de jaren zestig ontdekten wetenschappers het eiwit dat het hepatitis B-virus in staat stelt om ziekte te veroorzaken. Op basis van deze ontdekking ontwikkelden zij in 1981 het eerste op eiwitten gebaseerde vaccin dat bescherming biedt tegen een virus door gebruik te maken van een klein stukje van het virus om het lichaam te leren hoe het de ziekte kan bestrijden.
In 1972 werden viralevectorvaccins voor het eerst met succes getest in een laboratorium, hoewel het bijna 50 jaar zou duren voordat het eerste viralevectorvaccin voor menselijk gebruik werd goedgekeurd, dat was bedoeld ter voorkoming van ebola.  

In de jaren 1960 werd mRNA (messenger-ribonucleïnezuur) ontdekt. Net als DNA maakt mRNA deel uit van het coderingssysteem dat wordt gebruikt om eiwitten te maken. In de daaropvolgende decennia onderzochten wetenschappers hoe mRNA kan worden gebruikt om ziekten te voorkomen. Het duurde nog tientallen jaren voordat een efficiënte methode werd ontdekt om mRNA in het lichaam af te leveren. In de jaren 1990 werden mRNA-vaccins tegen influenza getest en in 2013 werden mogelijke vaccins tegen hondsdolheid getest. Pas tijdens de COVID-19-pandemie hebben extra financiering, ongekende internationale samenwerking en hernieuwde inspanningen geleid tot de toelating van de eerste mRNA-vaccins. 

Een goede basis voor de toekomst

Vaccinatie biedt al generaties lang uitkomst tegen bepaalde ziekten die vroeger een zware tol eisten van individuen, gezinnen en gemeenschappen over de hele wereld. Inmiddels beschikken we over vaccins tegen tal van infectieziekten en onderzoek en ontwikkeling in de wetenschap, die op een geschiedenis van meer dan 200 jaar kunnen terugkijken, hebben een schat aan kennis opgeleverd die ook in de toekomst vruchten zal blijven afwerpen. 

 

1796 – Het allereerste vaccin

Een levend verzwakt vaccin met gebruikmaking van materiaal uit koepokken om mensen tegen de gevaarlijkere pokken te beschermen.

1896 – Het eerste geïnactiveerde vaccin

Ontwikkeling van de eerste geïnactiveerde vaccins om mensen te beschermen tegen tyfus en cholera. 

1932 – Eerste vaccin met adjuvantia 

Er komt een vaccin tegen kinkhoest beschikbaar. Na de ontdekking van adjuvantia in de jaren 1920 is dit het eerste vaccin dat aluminiumzouten bevat om de immuunrespons van het lichaam te stimuleren. 

1946 – Het eerste influenzavaccin

Het vaccin tegen influenza (griep) was het eerste geïnactiveerde vaccin dat bescherming bood tegen een virus. Sindsdien wordt er elk jaar een geactualiseerde griepprik geproduceerd.

1952 – Het eerste poliovaccin

Wetenschappers ontdekken een vaccin tegen polio, een ziekte die vermoedelijk meer dan twee miljoen mensen in Europa het leven heeft gekost en bij miljoenen anderen levenslange invaliditeit heeft veroorzaakt.

1961 – Ontdekking van mRNA

Wetenschappers ontdekken mRNA en openen de weg naar nieuwe soorten vaccins.

1963 – Eerste vaccin tegen mazelen

Er wordt een vaccin ontdekt tegen mazelen, een belangrijke oorzaak van sterfte en invaliditeit in Europa.

1972 – Baanbrekend vaccin met virale vector

Onderzoekers tonen met succes aan dat het mogelijk is om een onschadelijk virus te gebruiken om instructies door te geven aan het lichaam. 

1980 – Uitroeiing van de pokken

Een mondiale vaccinatiecampagne leidt tot de uitroeiing van de pokken, de eerste menselijke ziekte ooit die wereldwijd is uitgeroeid. 

1981 – Eerste vaccin op basis van eiwitten

Ontwikkeling van het eerste vaccin waarvoor delen van een virus worden gebruikt. 

2002 – Europa poliovrij verklaard 

Grootschalige vaccinatie tegen polio maakt een einde aan een ziekte die miljoenen mensen het leven kostte en miljoenen anderen blijvend invalide maakte. 

2006 – HPV-vaccin 

Ontwikkeling van het eerste vaccin tegen HPV – een virus dat zes soorten kanker kan veroorzaken, waaronder baarmoederhalskanker en anale kanker, en dat in verband wordt gebracht met tienduizenden kankergevallen per jaar bij mannen en vrouwen in heel Europa. 

2019 – Het eerste viralevectorvaccin

Goedkeuring van het eerste vaccin dat gebruik maakt van een onschadelijk virus om instructies door te geven aan het lichaam, meer dan 40 jaar nadat de werking van deze methode voor het eerst werd aangetoond. Het vaccin biedt bescherming tegen ebola,. 

2020 – Het eerste mRNA-vaccin

Bijna 60 jaar na de ontdekking van mRNA en na tientallen jaren onderzoek wordt het eerste mRNA-vaccin geïntroduceerd, dat is gericht op bestrijding van de COVID-19 pandemie.